Leestips

Lezen is leuk!
Boeken zijn leuk!

Enkele tips om het ‘leesplezier’ te stimuleren en de ‘leeshonger’ aan te wakkeren.

Heeft je kind het wat moeilijk met lezen, staan er achterin ook enkele hoofdregels en leeshulpen om uw kind thuis te helpen bij het lezen!

Je hoeft niet (perfect) te kunnen lezen om plezier te beleven aan boeken. Peuters en kleuters kunnen niet lezen en toch genieten ze van boeken.
De gegeven tips gelden dan ook voor lezers en nog – niet – lezers.

LEESVOER IN EN ROND JE HUIS

  • Zorg ervoor dat er in huis leuke boeken, tijdschriften en kranten rondslingeren.
    Dat nodigt uit tot lezen. (veel meer dan een encyclopedie in de kast)
  • Een eigen boekenrek of boekenplank voor je kind, met gekregen of zelf gekochte boeken, werkt stimulerend.
  • Sommige kinderen zien verhalen of boeken niet zitten maar kijken en lezen wel graag in strips of in boeken over hun hobby, hun huisdier, of de natuur.
    Volg de interesses van je kind !!
  • Nieuwe boeken zijn vaak duur in aankoop. Er zijn ook tweedehandswinkels waar je vaak goede (en nieuwe) boeken aan een redelijke prijs kunt kopen.
  • Een bibliotheek bezoeken stimuleert de leeshonger.
    Kinderen hebben wel hulp nodig bij het kiezen van boeken. (ook in de lagere school)
    De leerkracht en eventueel een logopediste kunnen richtlijnen geven voor de keuze van geschikte boeken, aangepast aan het leesniveau van het kind.
    Op veel boeken staat een aanduiding van de moeilijkheidsgraad. (AVI niveau)
    Ook een bibliothecaris kan hierbij helpen.
    Tegenwoordig beschikken de meeste bibliotheken over verschillende reeksen boeken speciaal voor moeilijke lezers. Het gaat om boeken die technisch eenvoudig zijn ( korte zinnen, duidelijke letters, grote regelspaties…) maar inhoudelijk boeiend en aangepast aan de leeftijd van het kind.
    Vermeldenswaardig zijn vb. de reeksen van De Wenteltrap, Zoeklicht, Zoeklicht – plus (voor kinderen ouder dan 12 jaar) Streepjesboeken, Leeslift, Leopold en Woordbeeld.
    Sommige bibliotheken hebben een CD – ROM van uitgevers die boeken hebben voor kinderen met leesmoeilijkheden. Ze zijn gerangschikt volgens leesniveau, thema, leeftijd…
    Kinderen met leesmoeilijkheden kunnen ook gesproken boeken ontlenen in de twee Vlaamse blindenbibliotheken (tel. 050/38 68 21 en 02/428 20 45).
    De ontleningen kunnen gebeuren per post en zijn gratis.
    Gesproken boeken zijn voorgelezen boeken, opgenomen op cassette of CD.

EEN POSITIEVE LEESSFEER

  • Zorg af en toe voor een rustig leesmoment in een uitnodigend leeshoekje waar weinig afleiding is. De TV moet dus wel even uit, computerspelletjes moeten even uit de buurt … Laat je kind zelf een plekje kiezen.
  • “ Zien lezen doet lezen” . Laat zien dat lezen aangenaam, nuttig en leerrijk, maar vooral ook leuk kan zijn ! Laat je enthousiasme zien en toon aan je kind dat je zelf ook leest: boeken, kranten, tijdschriften, boodschappenlijstjes, recepten, handleidingen… Op deze manier tonen we dat we lezen dagelijks nodig hebben en dat lezen ‘vanzelfsprekend’ is.
  • Wees heel enthousiast bij elke inspanning die je kind doet om te lezen of om met boeken om te gaan. Bladeren in strips of de achterflap van een boek proberen te lezen, zijn stappen in de goede richting.
  • Leesinspanningen mogen (aanvankelijk) beloond worden. Een ‘spaarkaart’, waarop elk leesmoment wordt aangeduid en die na x aantal keer recht geeft op een kleine beloning, kan een extra stimulans zijn voor je kind.

EEN TAALBAD

  • Lezen is bezig zijn met geschreven taal. Lezen gaat makkelijker als je ook bezig bent met gesproken taal. Daarvoor hoef je echt niet aan tafel te gaan zitten. Het kan spontaan of al van kleinsaf door vb. verhaaltjes te vertellen. Geen nood als je geen geboren verteller bent ! Je kan evengoed ‘vertellen’ over situaties en gebeurtenissen die zich voordoen.
  • Het is belangrijk dat kinderen zelf leren vertellen wat hen bezighoudt, wat er op school gebeurd is … Dat kan je stimuleren door vraagjes te stellen. Wees ook geduldig terwijl je kind je iets probeert te vertellen.
  • Veel kinderen luisteren graag naar CD’s of cassettes met verhaaltjes. De verhalen stimuleren zeker de taalontwikkeling.
  • Versjes, liedjes en rijmpjes helpen bij het leren spelen met taal. Met woorden kan je ontelbare spelletjes verzinnen.

SAMEN KIJKEN EN LEZEN

  • Peuters genieten ervan om samen met mama of papa naar prenten in boeken te kijken. Ze leren zo dat de prenten iets voorstellen. Later leren ze dat de letters betekenis hebben. Boeken worden zo een belevenis, iets om naar uit te kijken.
  • De meeste kinderen vinden het fijn dat je hen voorleest. Kleuters zijn er vaak dol op. Hier wordt de basis gelegd voor een positieve ‘leesinteresse’. Kinderen die zelf leren lezen vinden voorlezen ook nog leuk. Het is belangrijk om bij het voorlezen te letten op de reacties van je kind. Heeft het alles begrepen ? Moet die je die moeilijke zin eens in wat makkelijkere woorden herhalen. Vaak vindt een kind een verhaal zo spannend dat het avond na avond uit hetzelfde boek wil worden voorgelezen. Waarom ook niet ? Als het boek mooi geïllustreerd is, is er altijd wel iets nieuws te ontdekken.
  • ‘Samen’ met je kind lezen kan ook heel leuk zijn ! Neem rustig de tijd om elk om beurt een stukje te lezen. Zorg voor een gezellige sfeer en kies een boek dat de interesse van je kind prikkelt. Je moet dan niet op elke fout reageren. Herhaal een verkeerd gelezen woord wel correct als je merkt dat de inhoud niet meer klopt door de gelezen fout.
  • Een boek helemaal uitlezen werkt motiverend. Kies daarom geen dikke boeken en zorg dat het boek volledig aan de interesses van je kind beantwoordt. Ook een strip lezen is ok.
  • Interesse is heel belangrijk ! Laat je kind dus zelf het boek kiezen ! (voorleesboek of leesboek) Je kan een beetje sturen in de goede richting, aangepast aan het leesniveau en leesbegrip van je kind. Maar vergeet niet dat ook een moeilijker leesniveau kan ! Indien je kind geprikkeld is zal het immers heel wat inspanningen leveren om dat interessante boekje toch te lezen.
  • Als je kind uit zichzelf gaat lezen is het heel belangrijk belangstelling te tonen voor wat je kind gelezen heeft. Laat je kind vertellen. Je kan eventueel vraagjes stellen over wat er in het boek stond.

Laat het lezen een avontuur worden waar je kind niet alleen voor staat.
SAMEN is alles immers veel leuker !
Veel lees – en vertelplezier !!

DE TWAALF HOOFDREGELS

  1. Overleg met uw kind over de tijdstippen waarop er het best kan worden gelezen. Als uw kind daarin inbreng krijgt, is er minder kans op tegenzin.
  2. Spreek van tevoren met uw kind af hoe lang er gaat worden gelezen, zodat het precies weet waar het aan toe is. Iedere dag vijftien minuten is beter dan zo nu en dan een half uur.
  3. Ga te werk volgens de leeshulpen die je krijgt
  4. Gebruik nooit meer dan twee leeshulpen.
  5. Wees geduldig en erger u niet te zeer aan leesfouten. Als uw kind merkt dat u ongeduldig bent, zal het niet rustig kunnen lezen en daardoor meer fouten maken dan nodig is.
  6. Op een “bijhoudblad” kunt u noteren welke leeshulpen u met uw kind hebt toegepast en hoe dat ging.
  7. Kom de rest van de dag niet terug op de prestaties van uw kind tijdens het leeskwartiertje.
  8. Beloof het kind niet te veel snoep of cadeautjes als het goed gaat. Dat kan spanning geven in huis.
  9. Overleg regelmatig met de juf als u problemen ervaart.
  10. Benader uw kind optimistisch en laat merken dat u vertrouwen hebt in zijn/haar vorderingen.
  11. Neem niet elke keer dat u met uw kind leest een andere tekst. Door herhaling zal het steeds beter gaan begrijpen wat er staat. En als uw kind na een tijdje weer eens dezelfde tekst leest, kan het merken dat het nu beter en sneller gaat.
  12. Zorg tijdens het leeskwartiertje wél voor afwisseling.Na leesoefeningen met een leesblad neemt u bijvoorbeeld ook eens een gewoon leesboekje.

LEESHULPEN

LEESHULP 1: DRIEMAAL LEZEN

U heeft nodig:

  • een tekst die u met uw kind wilt gaan lezen
  • een kopie van die tekst

Geef uw kind de originele tekst; neem zelf een kopie.
Laat uw kind een bladzijde lezen.
Als het een fout maakt, zegt u niets. Maar op de kopie zet u een streep onder het woord dat het fout heeft gelezen.
Als de hele bladzijde gelezen is, geeft u uw kind de kopie met de onderstrepingen te lezen.
Zeg erbij dat de woorden met een streep de moeilijke woorden zijn.
Nadat dit gebeurd is ,geeft u uw kind weer de originele tekst en leest de tekst voor de derde keer.

LEESHULP 2: HERHALEN VAN DE ZIN

Telkens als uw kind een leesfout maakt, laat u het even stoppen en goed naar het fout gelezen word kijken. Daarna laat u het de hele zin opnieuw lezen.

Zo leert uw kind hele zinnen goed te lezen.

LEESHULP 3: HERHAALD LEZEN

Neem een tekst en vertel uw kind dat het de bedoeling is dat het die drie keer gaat lezen. (Registreer eventueel elke keer de tijd die uw kind ervoor nodig heeft.) Noteer de eerste keer de gemaakte fouten en bespreek deze voordat u uw kind de tekst voor de tweede keer laat lezen.
Praat er na de tweede en derde keer samen over of het nu beter is gegaan.

LEESHULP 4: DUOLEZEN

Lees hardop met uw kind mee.
Uw kind wordt dan door u “meegesleept’ en krijgt daardoor niet de kans om steeds te blijven aarzelen.

LEESHULP 5: NADENKEN OVER DE INHOUD

Vraag uw kind goed te luisteren en lees daarna een zin voor.
Praat dan samen over de inhoud. Dat kan op verschillende manieren:

  • door uw kind vragen te stellen over wat er in die zin gebeurt
  • door uit te leggen waar het over gaat
  • door te vertellen wat een moeilijk woord betekent

Tenslotte laat u uw kind de zin zelf lezen.

LEESHULP 6: “VOORBEREIDEN PER ZIN”

Laat uw kind elke zin eerst even bekijken en vraag het één woord aan te wijzen dat moeilijk is.
Dat woord schrijft u op, en u bespreekt met uw kind wat precies de moeilijkheid is. Laat uw kind het woord een paar keer achter elkaar lezen.
Tenslotte leest uw kind de hele zin.
Werk zo een hele bladzijde af.
Laat uw kind daarna de bladzijde nog eens lezen, nu in één keer.

LEESHULP 7: “ONTSPANNEND LEZEN”

Wissel zo nu en dan de leesoefeningen af met “zomaar lekker lezen”.
Zeg dan van tevoren tegen uw kind dat er nu even niet over fouten zal worden gesproken en benadruk het feit dat je aan lezen plezier kunt beleven.

Dit laatste kan op volgende manieren.

  • door verwachtingen op te roepen
    • “Ben jij ook zo benieuwd hoe het nu verder gaat?
    • “Wat zouden ze nu gaan doen?
  • door leuke gebeurtenissen in de tekst te accentueren
  • door om de beurt een stukje te lezen
  • door enthousiast te reageren
    • “Dat was leuk”
    • Wat heb je al veel gelezen

LEESHULP 8: “PRECIES LEZEN WAT ER STAAT”

U kunt kiezen uit de volgende mogelijkheden.

  • Laat uw kind eens extra langzaam lezen
    Wijs met uw vinger bij.
    Pas als u met uw vinger naar het volgende woord gaat, mag uw kind dat lezen. Als u uw vinger niet verplaatst, moet het eerste het vorige woord nog eens goed bekijken.
    Laat telkens na een bladzijde de hele tekst nog eens lezen.
  • Laat uw kind na iedere vijfde regel even stoppen en herinner het eraan dat het goed moet nadenken en goed moet kijken wat er staat.
  • Als uw kind in een zin een leesfout maakt, herhaalt u die zin inclusief de fout en vraagt u uw kind wat er niet klopt.

LEESHULP 9: “SNELLER LEZEN”

Laat uw kind een bladzijde lezen.

Zeg ieder keer als het te lang wacht, het volgende woord voor. Zo blijft de vaart erin.
Laat het daarna de hele bladzijde nog eens lezen, maar nu zonder dat u de woorden voorzegt.

LEESHULP 10: “LANGZAMER LEZEN”

Maak een keuze uit de volgende mogelijkheden

  • Lees uw kind een tekst voor in een normaal leestempo. Laat het daarna dezelfde tekst hardop lezen.
  • Laat uw kind bij iedere punt, dus aan het einde van iedere zin, hardop tot twee telen en dan pas verder lezen.

LEESHULP 11: “BEGRIJPEN WAT JE LEEST”

Waar het bij lezen om gaat, is dat tot je doordringt wat er staat.
Er zijn verschillende manieren waarop u uw kind kunt helpen te begrijpen wat het leest.

  • lees uw kind de tekst eerst voor en praat samen over de inhoud. Laat het dan zelf de tekst lezen.
  • Zet in de tekst na elke vijf zinnen een potloodstreep. Laat uw kind bij zo’n streep telkens even stoppen en in eigen woorden vertellen wat er in de laatste vijf zinnen is gebeurd. Als dat moeite kost, helpt u het op weg
  • Leg de moeilijke begrippen die in de tekst voorkomen van tevoren uit, zodat daarover tijdens het lezen geen misverstanden kunnen ontstaan.
  • Wijs uw kind op bijzondere dingen die gebeuren in het verhaal
    • “Snap jij waarom ze dat doen?
    • Waarom doet hij dat?”
  • Probeer uw kind achteraf vragen te stellen over de inhoud van de tekst. Als u dat moeilijk vindt, kunt u aan de juf of zorgcoördinator vragen teksten met vragen mee te geven.

LEESHULP 12: WOORDENSCHAT VERGROTEN

Uw kind heeft een “moeilijke-woordenboekje”, waarin het woorden noteert die het moeilijk vindt om te lezen, te onthouden ,te begrijpen of uit te spreken.

Het is goed om de inhoud van dat boekje regelmatig te overhoren.

Als u graag een voorbeeldje heeft van dit ‘moeilijke-woordenboekje’ spreek gerust juf of zorgcoördinator aan.

CONTACT INFO